Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zie, Ik zal een [12]geest in hem geven, dat hij een [13]gerucht horen zal, en weder in zijn land keren; en ik zal hem door het zwaard in zijn land vellen. 12. Dat is, wil, voornemen, ijver, genegenheid, beweging. Alzo wordt het woord geest genomen in het goede, 2 Kron.36:22; Ezra 1:1; Hag.1:14; en in het kwade, Richt.8:3; Job 15:13; Spreuk.16:32, en Spreuk.25:28. Anderen nemen het woord geest voor geblaas, wind, gedruis. 13. Namelijk, van Tirgaka, den koning van Cusch, die uitkomen zou om hem te bestrijden. Zie onder, vs.9.